In Klinkaart wordt de eerste werkdag van een twaalfjarig meisje beschreven, kort na de euuwwisseling. Na de gore kinderjaren in een proletarisch gezin, waar ze moedertje was over vijf kleuters, gaat het gevoelige meisje in het spoor van de ouders en de zeventienjarige zuster de weg op naar de steenbakkerij. het meisje weert zich dapper bij het werk, ondergaat zonder tranen het 'keizermaken' door de jongens, maar wanneer de dag ten einde loopt, komt de meestergast haarzeggen, dat ze naar Krevelt, de baas, moet gaan om ingeschreven te worden.